Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [39]Door middel [40]uwer boden hebt gij den HEERE gehoond, en gezegd: Ik heb met de menigte mijner wagenen beklommen de hoogten der bergen, de zijden van den [41]Libanon; en ik zal zijn [42]hoge cederbomen, en zijn uitgelezen dennebomen afhouwen; en zal komen in [43]zijn uiterste herberg, in het woud zijns [44]schonen velds. 39. Hebreeuws, door de hand. 40. Namelijk, Tartan, Rabsaris en Rabsake; boven, hfdst.18 vs.17. 41. Zie van dit gebergte 1 Kon.4:33. 42. Hebreeuws, de hoogte zijner cederbomen, en de keur zijnen dennebomen. Sommigen verstaan hiermede de schone en sterke steden van Juda, die de koning van Assyrie ingenomen had; boven, hfdst.18 vs.13. 43. Hebreeuws, de herberg van zijn einde, of uiterste. Versta, al de plaatsen van Judea, in wat uiterste einden of hoeken des lands dezelve zouden mogen gelegen zijn. De zin is dat de koning van Assyrie voorgenomen had geen plaats vrij te laten, maar het gehele land af te lopen, in te nemen en te verwoesten. 44. Anders, Karmels. De naam van een aangenaam en vruchtbaar gebergte, gelegen in den stam van Issaschar, van hetwelk zie 1 Kon.18:19; het woord schijnt hier genomen te worden voor een schone, lieflijke en vruchtbare plaats. Alzo Jes.10:18; Jer.2:7, en Jer.4:26, enz.